Terug

1 minuut met.... Diggy Dex

Treur Niet (Ode aan het Leven) van Diggy Dex (feat. JW Roy) was in 2016 het meest gedraaide Nederlandstalige liedje op de radio en wint daarmee de Sena Performers Award 2017. Het is een persoonlijk en tegelijk universeel nummer. “Ik zoek altijd naar een mix tussen familiar en unfamiliar. Het moet wel voelen als Diggy Dex, maar tegelijk altijd anders zijn. Muziek maken doe je niet voor de hitlijsten, daar heb je geen invloed op." 

Heel bijzonder vindt Koen Jansen (de echte naam van rapper Diggy Dex) het dat Treur Niet zoveel gedraaid is en dat hij straks de Sena Performers Award 2017 mag ophalen tijdens het Buma NL-gala op 2 oktober. “Dat is toch een grote eer.” Dat juist dit nummer zo vaak gedraaid is, is opvallend. Het is immers niet bepaald een lichtvoetig deuntje. “Ik voelde al vrij snel dat het een snaar raakte bij veel mensen,” vertelt hij in zijn studio in de Utrechtse binnenstad. “Al schreef ik het in eerste instantie vooral voor mezelf. Ik wilde graag een liedje schrijven voor mijn eigen begrafenis, hopelijk in de verre toekomst. Het werd een ode aan het leven. Blijkbaar zijn veel andere mensen ook bezig met hoe zij later herinnerd willen worden. Bijna dagelijks krijg ik reacties van mensen die het nummer hebben gedraaid op een uitvaart van een familielid. Hoe mooi is dat?”

Het succes van Treur Niet is één van de hoogtepunten in zijn toch al mooie carrière. Al sinds het prille begin van de 21ste eeuw is Diggy Dex actief binnen de Nederlandstalige hiphop. Zijn persoonlijke hiphop met filosofische inslag valt op. In eerste instantie bij de rapgroep DAC (de Amersfoortse Coöperatie met onder meer Wudstik en Jiggy Djé) en vanaf 2006 solo met albums zoals Verhalen vanuit de Sofa, Mayonaise voor de Ziel en Golven. Hits zoals Slaap Lekker en Treur Niet zorgen voor nationale bekendheid. “Een hit is natuurlijk welkom,” zegt hij nuchter. “Het geeft je een tijdje financiële vrijheid. De roem die erbij hoort is voor mij niet zo belangrijk. Het gaat me om de vrijheid om te kunnen creëren.”

Zorg dat je terug kan komen
De afgelopen tien jaar kwam het succes in golven. Niet voor niets rapt hij in Treur Niet: ‘Soms koos werkeloos, geen geld op de bank/ soms overal shows en was de held van de stad.’ “Nederland is niet al te groot en dat maakt het soms lastig,” legt hij uit. “De plekken om op te treden zijn beperkt. Daarom moet je zorgvuldig omgaan met de zalen waar je komt en de mensen die daar werken. Zodat je terug kunt komen. Muziek maken doe je niet voor de hitlijsten, daar heb je geen invloed op. Ik heb maar af en toe dat iets beklijft in de hitlijsten. Als het gebeurt ben ik er dankbaar voor, want daarmee kan ik financieel weer een tijdje vooruit.”

De ondernemingskant van het muzikant-zijn heeft hem altijd wel geïnteresseerd. Pas na zijn studie culturele wetenschappen ging hij helemaal voor de muziek – “Ik voelde: dit moet ik doen” – en zocht naar vaste inkomstenbronnen. “Ik kon vrij snel beginnen op de Nederlandse Popacademie in Rotterdam en op de Rockacademie in Tilburg. Daar gaf ik les op het gebied van rap en hiphop. Dat zorgde voor een basisinkomen, waardoor ik niet direct heel veel hoefde te verdienen met de muziek. Ik kon in alle rust bouwen aan mijn muziek.”

Uit de kosten komen
Hij is altijd realistisch geweest, geeft hij toe. “Ook in DAC waren wij al vrij serieus bezig met de ondernemingskant. Niet dat we per se heel veel geld wilden verdienen, maar we wilden wel graag quitte spelen. Dus maakten we een globale jaarplanning met de kosten die we tegen zouden komen. Verder zochten we uit wat het kost om zelf een cd te maken, wat je voor een goede studio en een mixer moet betalen en wat een optreden kan opleveren. Het heeft altijd goed gewerkt om vooraf zo’n planning te maken. Nog steeds doe ik het. Eens in de zoveel tijd ga ik met mijn manager en label aan tafel om het jaar door te nemen op financieel gebied. Ik vind dat heel logisch. Zo doet een bakker of een andere zelfstandig ondernemer dat toch ook?”

Het is de laatste jaren volgens hem veel gemakkelijker geworden om DIY (Do-It-Yourself) te zijn, maar ook interessant om als muzikant te weten hoe het financieel allemaal werkt. “Het eerste album van DAC kwam in 2002 uit en ik weet nog dat we in de Gouden Gids zijn gaan zoeken naar bedrijven waar je cd’s kon laten drukken. Want het ene bedrijf levert niet op tijd en een ander doet iets anders dan wat je hem of haar gevraagd hebt. En dan moesten we ook nog iets met Sena en Buma/Stemra, daar snapten we al helemaal niets van. Wij vonden het altijd leuk om dat soort dingen uit te zoeken en werden zo door schade en schande wijs.”

Hard werken
Aan jonge muzikanten geeft hij altijd de tip om eerst eens helemaal zelf een ep’tje uit te brengen. “Dan pas zie je wat daar allemaal bij komt kijken. Van het opnemen tot het mixen en van het artwork tot het drukken. Je loopt altijd tegen problemen aan en leert door zo’n proces daarmee om te gaan.”

Talent is wat hem betreft maar een klein onderdeeltje van het muzikant zijn. Om een vaste waarde te worden, moet je volgens Diggy Dex hard werken. “Je moet ontzettend graag de studio in willen,” vindt hij. “Dat bedoel ik vooral met hard werken. Voor mij is het schrijven en maken nog mooier dan het optreden. Laatst was ik twee weken op vakantie met mijn gezin en dan mis ik mijn studio echt. Iets nieuws maken is het allermooiste wat er is.”

Wanneer hij werkt, zweeft een uitspraak van Brian Eno regelmatig door zijn hoofd. “Hij zei eens in een documentaire tegen David Bowie: ‘Probeer iedere dag iets anders te doen en zoveel mogelijk nieuwe instrumenten te gebruiken.’ Die gedachte houdt mij scherp. Ik zoek altijd naar een mix tussen familiar en unfamiliar. Een nummer moet voelen als Diggy Dex, maar tegelijk altijd anders zijn.”

Inspiratie door samenwerking
Hij bereikt dat vaak door interessante samenwerkingen te zoeken. Met singer-songwriter JW Roy schreef hij Treur Niet (Ode aan het Leven), met Ali B bracht hij Ik Huil Alleen Bij Jou uit en hij maakte nummers met bijvoorbeeld Paul de Munnik, Stef Bos en Guus Meeuwis. Andere muzikanten ontmoeten is inspirerend, vindt hij. “Zij hebben weer een andere kijk op muziek of werken op een andere manier. Dat zorgt voor een aangename spanning in de studio. Hoewel een samenwerking echt niet altijd leidt tot een nummer, kom ik met veel mensen wel tot iets. Ik vind het fijn om steeds nieuwe mensen te ontmoeten en daar mooie dingen mee te maken. Daar kan ik nog jaren mee doorgaan.”

Hij is een tevreden man, erkent hij. Dat hij in Treur Niet rapt dat hij ‘alles heeft gedaan’ betekent zeker niet dat Diggy Dex bijna klaar met zijn carrière is. “Ik ben trots op wat ik heb gedaan in de tijd die mij is gegeven,” verklaart hij. “En als ik nu onder een bus zou komen, is er weinig spijt. Ik heb onwijs veel uit het leven gehaald, maar wil nog heel veel doen. Nog meer genieten van mijn leven en goeie muziek maken. Er zitten nog zoveel liedjes in mij, die moeten er allemaal uit.”