MEROL
Merel Baldé is vocalist, tekstschrijver, componist en onder de naam MEROL. Voor haar onlangs verschenen debuutalbum Troostprijs vroeg ze een toelage aan bij het Sena Muziekproductiefonds. De aanvraag werd toegewezen.
“Ik wilde Halina Reijn worden, acteren in serieuze stukken van Shakespeare bij Toneelgroep Amsterdam. Daarom ging ik na de middelbare school naar de Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie. Nu was ik als kind altijd al bezig geweest met muziek, maar als je muzikant wilde worden dan moest je een instrument kunnen spelen en dat kon ik niet. Het was pas op de opleiding bij de lessen compositie, tekstschrijven en zang dat ik merkte dat ik muziek leuker vond dan acteren. Uiteindelijk studeerde ik af met een concert met zelfgeschreven liedjes.
Na mijn afstuderen deed ik toelating bij het conservatorium. Tegelijkertijd kreeg ik een rol aangeboden in de musical Soldaat van Oranje, waarbij ik acht keer per week kon spelen. Omdat ik ook al net vier jaar had gestudeerd, was die kans aantrekkelijker. Tijdens het spelen begon de muziek toch weer te kriebelen. Daarop schreef ik een theaterprogramma met liedjes, waarmee ik na mijn tijd bij Soldaat van Oranje in veel kleine theaters heb gespeeld. Tijdens die tournee merkte ik dat ik niet op het juiste podium stond; ik hoorde op een poppodium. Niet verhalen vertellen en een liedje spelen voor zittend publiek, maar voor jong staand publiek een show geven, een verhaal vertellen met liedjes en met elkaar een feest te bouwen. Ik zette mijn liedjes op Spotify voor de mensen die na mijn optreden de liedjes nog eens wilden luisteren en maakte een clip voor het liedje Lekker met de Meiden. Vervolgens toonden poppodia interesse. Eenmaal op een poppodium besefte ik ‘hier moet ik zijn’.
Ik deed toen nog alles zelf in Garageband. Ik was mij niet bewust van muziekregels, maakte een beat en legde daar een tekst op. Heel naïef, achteraf gezien. Tekstueel weet ik heel goed waar ik over wil schrijven. In de kleinkunst is de tekst leidend. Muzikaal moest ik mij nog ontwikkelen. Via mijn boeker en manager werd ik gekoppeld aan verschillende songwriters. Aanvankelijk was ik wat huiverig, want die ander heeft misschien niet mijn smaak. Toch leerde ik er heel veel van. Er bleken songwriters te zijn die ondersteunend werken en vanuit jou denken. Zo vul je elkaar aan. Nu weet ik hoe een popliedje in elkaar steekt.
Dat Troostprijs bijna vier jaar na Lekker met de meiden verschijnt, is deels door de lockdown. Mijn tournee werd twee jaar uitgesteld. Dat betekende ook dat ik de tijd kon nemen voor het album. Dat wil je niet tussendoor doen. Ik kon liedjes een jaar laten liggen en bekijken of ze nog steeds goed waren. Is het antwoord ‘ja’, dan hebben ze een langere houdbaarheidsdatum. Een album is groter en minder vluchtig dan losse singles. Ook al zijn er veel artiesten zonder album, het wordt toch gezien als iets dat je een echte artiest maakt.
Ondanks dat ik veel publiciteit kreeg, voel ik mij geen gearriveerde popartiest. Ik heb nog geen echte hits gescoord. Zeker in de coronaperiode had ik weinig werk terwijl ik dat wel financieel nodig had om liedjes te kunnen schrijven. Daarbij zijn er weinig subsidies, waar de tv of het theater op subsidies drijft. Dan ben je geneigd om domme tv-dingen te doen voor het geld, terwijl ik dat helemaal niet wil. Ik wilde muzikant worden, geen BN’er. Daarom vroeg ik een toelage aan bij het Sena Muziekproductiefonds voor het maken van Troostprijs.
Zonder het Sena Muziekproductiefonds had ik niet veertien liedjes op Troostprijs gehad, maar slechts tien of elf. Het budget ging naar de verschillende producers, songwriters en het mixen en masteren van de liedjes. Het betekende dat ik met een echte popproducer als Huub Reijnders heb kunnen werken. Natuurlijk heb ik zelf ook geïnvesteerd. Ik kan nu geen clips meer maken, het geld is helemaal op. Twee jaar Corona heb ik net overleefd. Daarom is het zo belangrijk om nu te gaan optreden.”
Fotografie: Iris de Vries