Ralph Mulder is muzikant, vocalist en componist van de band Alamo Race Track. Voor het aanstaande album Groningen vroeg hij een toelage aan bij het Sena Muziekproductiefonds. De aanvraag werd toegewezen.
“In augustus verschijnt ons nieuwe album, acht jaar na onze vorige plaat. Voor veel mensen was het of we niet meer bestonden. Dat kwam omdat ik de afgelopen twaalf jaar veel in het theater heb opgetreden en muziek heb gemaakt bij voorstellingen van onder andere Conny Janssen Danst en Jakop Ahlbom. Dat was een waardevolle ervaring en gaf mij een vast inkomen, heel anders dan wanneer je een plaat maakt. Dan is het afwachten of er na de release iets gebeurt en kan je investering drie weken later al weg zijn. De reden dat ik echter muzikant ben geworden is dat ik albums wilde maken. Ik wil de komende tien jaar meer gaan maken. Dus toen corona de voorstellingen plat legde en mijn platenmaatschappij Excelsior Recordings belde met de vraag of ik een plaat wilde maken, was het moment daar. De toelage van het Sena Muziekproductiefonds is perfect, het geeft ademruimte en een duwtje in de rug om aan de slag te gaan.
Tijdens de eerste lockdown kon ik niet optreden en zat werkloos thuis. Mijn broer had een boerderij gekocht in Groningen en huurde mij in als schilder. Zo kon ik ook bij mijn vader langs in Winschoten. Hij had kanker en kon door de coronapandemie geen behandeling krijgen, dus kreeg hij palliatieve zorg. We praatten veel over vroeger. Dat werd het startpunt om weer iets te gaan maken met de verhalen uit mijn vroege jeugd. Op die manier ontstond het idee om in de schuur van mijn broers boerderij de plaat op te nemen. Net zoals Harvest van Neil Young, dat idyllische gevoel van met een paar gasten live spelen en dat opnemen in plaats van laagje voor laagje opbouwen. Dat hebben we in de studio afgemaakt met Frans Hagenaars, de vaste producer van Excelsior.
Van de oorspronkelijke band ben ik het enige overgebleven lid. In het begin heb je een ideaalbeeld: we zijn een band en doen alles samen. De eerste zeven jaar van ons bestaan was het moeilijk om rond te komen, ik werkte er gewoon naast. We speelden voor een habbekrats en soms voor niets. Dat kan als je 26 bent, maar niet meer als je 46 bent, zoals nu. Mensen moeten ook brood op de plank krijgen. In het theater wordt beter betaald, dankzij subsidie. Zo speelden we een keer een week lang in een klooster, waar we ook sliepen. Ik verwachtte dat we allemaal op één kamer zouden slapen, maar nee: iedereen had zijn eigen kamer. Ik wist niet wat ik meemaakte en dacht terug aan al die keren dat we met Alamo Race Track in het buitenland moesten overnachten na een optreden. Dan sliep je bijvoorbeeld bij de barman thuis, hij in de keuken en wij vieren in zijn bed. Of die keer in New York, toen we met zijn vieren in een tweepersoonsbed sliepen.
Toen YouTube net bestond hadden we een viralhit met een video van Black Cat John Brown. Opgenomen in de kleedkamer van Tivoli Oudegracht speelden we een akoestische versie van dat liedje. Het filmpje ging de hele wereld over. Veel geld hebben we er niet mee verdiend, al heeft het liedje wel in België onder een reclame van ING gezeten. Wat ik daarmee heb verdiend, is weer geïnvesteerd in de band. Ik ben geen zakenman en ben heel voorzichtig met geld. Als ik soms hoor wat anderen uitgeven aan een plaat...ik zou het zelf lastig vinden om meer dan twintigduizend euro uit te geven aan een plaat. Dan ga je niet in Abbey Road zitten voor tweeduizend per dag. Van de toelage heb ik bevriende muzikanten kunnen inhuren en een deel van de mix en master kunnen betalen. Ik wil mensen graag betalen voor hun werk. Ik ben daarom erg blij met deze toelage.”
Fotografie: Jeroen van der Poel